Veel mensen kunnen prima afvallen met de schijf van vijf in combinatie met voldoende lichaamsbeweging. Hiermee is het mogelijk blijvend een gezond gewicht te bereiken én te behouden. Toch lukt het veel mensen niet om af te vallen ondanks dat zij de adviezen goed opvolgen en gemotiveerd zijn.
Als jij je hierin herkent is het mogelijk dat je hormonen niet goed in balans zijn. Dit maakt het lastig om af te vallen op een ‘normale’ manier. Daarom zijn wij op onderzoek gegaan welke hormonen hierbij een rol spelen en hoe je lichaam dit zou kunnen oppakken. In de praktijk ervaren veel mensen, los van dat het gewicht daalt, minder behoefte aan (ongecontroleerd) eten, meer rust, voller gevoel en meer energie. Dat laatste helpt ook om weer meer in beweging te komen: een opwaartse spiraal.
Als uw hormonen uit balans zijn wordt voeding niet op de juiste manier verwerkt en krijgt het lichaam steeds meer zin in ongezonde voeding. Deze disbalans kan op elke leeftijd voorkomen. Daarnaast zijn er hormonen die verminderd worden aangemaakt bij overgewicht en/of de overgang. waardoor als het ware een viscieuze cirkel ontstaat.
Bij deze disbalans zijn diverse hormonen betrokken. De belangrijkste hormonen die hierbij een rol spelen worden hieronder besproken.
Helaas wordt het niet mogelijk gemaakt om dit aan te tonen met een bloedtest zonder duidelijke reden. Wel zijn er een aantal signalen waardoor je een disbalans kunt herkennen:
- (extra) vermoeidheid
- gewichtstoename
- problemen met afvallen
- Constant hongergevoel
- voor vrouwen: zwaardere of onregelmatige menstruatie
- Disbalans komt vaker voor bij mensen met overgewicht rondom de buikstreek, evt. in combinatie met verhoogde bloedglucosewaarden, hoog cholesterol of een te hoge bloeddruk
Insuline
Als je koolhydraten eet worden deze in de darmen afgebroken tot glucose en opgenomen in het bloed. Insuline is een stofje dat je alvleesklier aanmaakt en dat nodig is om glucose uit het bloed in de lichaamscellen op te kunnen nemen. Hoe meer koolhydraten er gegeten wordt hoe meer insuline er wordt aangemaakt. Een ander doel van insuline is om glucose op te slaan als vet als de cellen voldoende glucose hebben. Het lichaam reageert minder goed op insuline als dit de hele dag door moet worden aangemaakt. Daarnaast is het ook mogelijk dat het lichaam minder goed in staat is de juiste hoeveelheid insuline aan te maken.
Als de glucose wordt opgenomen in de cellen, daalt de bloedglucose en krijgt het lichaam trek. Dit is een normale werking van het lichaam. Worden er echter veel makkelijk opneembare suikers gegeten daalt de bloedglucose sneller en zal de trek in voeding sterker zijn dan wanneer je zogenaamde ‘langzame’ koolhydraten eet.
Een voorstadium van insulineongevoeligheid (insulineresistentie) kan zijn: steeds toenemende trek in suiker en koolhydraten, snelle gewichtstoename, dikker worden in de taille, vermoeidheid of dipjes na een maaltijd, slecht slapen.
Ghreline
Insuline stimuleert de aanmaak van het hongerhormoon ghreline. Hoe meer insuline aangemaakt wordt, des te meer ghreline er aangemaakt wordt. Een hogere hoeveelheid Ghreline zorgt voor een toename van het hongergevoel en wordt daarom ook wel het hongerhormoon genoemd. Mensen met een te hoog gewicht hebben vaak meer ghreline in het bloed dan mensen met een gezond gewicht. Door het eten van meer eiwitten wordt de aanmaak van ghreline in de maagwand geremd.
Groeihormoon
Een “tegenpool” van insuline is het groeihormoon. Als de ene veel aanwezig is in het bloed, dan is de andere dat minder. De belangrijkste punten van het groeihormoon:
- Het groeihormoon helpt bij de verbranding van vet en helpt bij de omzetting van vet in energie
- Het groeihormoon versterkt de omzetting van eiwitten voor opbouw van spieren
- Het groeihormoon zorgt voor een hogere insulinegevoeligheid;
- Insulinegevoeligheid is de gevoeligheid van je cellen voor insuline. Hoe meer insuline je nodig hebt om suikers naar de cellen te brengen, hoe moeilijker het wordt om vet los te maken uit je lijf voor energie (=meer vetopslag).
- Het zorgt ervoor dat je je energieker voelt;
- Het zorgt ervoor dat je beter slaapt.
Het is ook bewezen dat mensen met overgewicht vaak een te lage groeihormoon-concentratie hebben. Hierdoor wordt het verliezen van vet extra bemoeilijkt. Tevens speelt de overgang hierbij een rol. Tijdens de overgang wordt het groeihormoon steeds minder aangemaakt. Een andere mogelijkheid is de aanmaak van dit hormoon te stimuleren door een hogere inname van aminozuren (eiwitten).
Serotonine
Serotonine is een hormoon dat je dag-en-nachtritme beïnvloedt en je prettig laat voelen. Het draagt bij aan het immuunsysteem en zorgt dat je je in de ochtend beter uitgerust voelt. Het grootste deel van dit hormoon zit in je maag en darmen. Een tekort ontstaat door te weinig beweging, stress, uit balans geraakte hormonen of een ongezond voedingspatroon. Een tekort zorgt ervoor dat je vaker last hebt van een grotere trek in koolhydraten en suikers. Doordat het lichaam meer insuline moet produceren raken de hormonen uit balans en wordt er minder serotonine aangemaakt. Het cirkeltje is rond.
Samenvatting
De werking van de hormonen is een ingewikkeld verhaal. Hierbij een samenvatting van het ‘hormoon-verhaal’ in je lichaam.
Door minder koolhydraten te eten, wordt er minder insuline aangemaakt en krijgen andere hormonen (groeihormoon, ghreline en secrotine) meer kans om in balans te komen. Het afvallen lukt dan vaak wel. Het is absoluut niet nodig om alle koolhydraten uit de voeding te weren omdat producten met koolhydraten ook veel andere nuttige voedingsstoffen bevat, zoals vezels en vitaminen.
Het is belangrijk om de voeding onder begeleiding aan te passen omdat door een beperking van koolhydraten uw lichaam een overschot kan krijgen aan vetten en eiwitten en een tekort aan vitaminen. Hierdoor zou het lichaam vatbaarder zijn voor chronische ziekten. Tevens kan een koolhydraatarme voeding de kans op hart- en vaatziekten vergroten. Daarom is aandacht voor de hoeveelheid en het soort vet noodzakelijk.
Hoeveel koolhydraten iemand kan of mag eten is individueel bepaald en is afhankelijk van de ernst van het overgewicht, buikomvang, de bloedwaarden (indien bekend) en de haalbaarheid ervan in de praktijk.